De traditie
De traditie van volkspoppenkast kent een mooie geschiedenis en is nauw verbonden met Amsterdam, Jan Klaassen en Katrijn en de Dam.
Lees hier wat meer.

Nieuws
Lees hier wat er allemaal gebeurd de komende tijd. Lees ook in het archief wat we allemaal al hebben meegemaakt.

Traditie

Poppenkast op de Dam – door Hetty Paërl – deel 1

De poppenkast met Jan Klaassen en Katrijn op de Dam is voor velen een vertrouwd beeld, hij heeft zijn vaste plaats voor het paleis. In vroeger tijden was ook op andere pleinen en straten van Amsterdam het Jan Klaassenspel te zien: op de Botermarkt (nu Rembrandtsplein geheten), in de Duvelshoek (waar nu Tuschinski ligt) en ook voor de deftige huizen langs de Heeren- of Keizersgracht. De poppenspelers zetten hun kast neer op een plek waar veel volk kwam. De straatpoppenkast is draagbaar en kan dus makkelijk verplaatst worden. Het publiek werd aangetrokken door de actie en het rumoer in de poppenkast – die vanwege dat kabaal ‘ronzebons’ werd genoemd. Maar poppenbazen hadden het moeilijk met de politie, zij moesten een vergunning
hebben, was die er niet dan werd de kast verbeurd verklaard.

In 1830 vestigde zich een Italiaanse kermisfamilie in Amsterdam, de Cabalzi (de naam wordt verschillend gespeld). Uit deze familie zijn veel poppenspelers voortgekomen, de bekendste is Janus Cabalt, hij is in 1869 in de Duvelshoek geboren. Op zijn veertiende begon hij als hulp bij zijn vader, toen hij achttien was schonk deze hem een kast en daarmee verdiende Janus zijn brood op kermissen. In 1893 kreeg hij vergunning om de poppenkast op de Dam te vertonen. Aanvankelijk speelde hij op de Vijgendam, dat was aan de Rokin-kant van het plein. Voor het paleis stond het beeld ‘Naatje van de Dam’, toen dat in 1914 werd verwijderd, nam Cabalt die plaats in. Hij was een verbintenis aangegaan met zijn zwager Antoon A. van Hemert, de ene dag speelde de een, de andere dag de ander. Toen Cabalt in 1935 overleed, nam zijn schoonzoon Appie Roebersen de vergunning over; in de oorlogsjaren speelde F. Valk, een ander lid van de familie, nu en dan op de Dam; in 1950 nam Daan Kersbergen de vergunning van Roebersen over, hij was een kleinzoon van Janus Cabalt. De naoorlogse tijd was niet gunstig voor een Jan Klaassenspeler, de smaak van het publiek was veranderd, men zocht moderner vermaak. Ondanks die bezwaren heeft Kersbergen dertig jaar op de Dam gespeeld en de oude traditie voor de ondergang behoed.

Poppenkast op de Dam – door Hetty Paërl – deel 2

Een opvolger binnen de familie Cabalzi-familie diende zich niet aan, maar Kersbergen werd benaderd door de poppenspeler Wim Kerkhove. Deze had samen met muzikant Klaas Bakker Muziekpoppentheater Pantijn opgericht. Zij zagen de waarde van het aloude Jan Klaassenspel in en voelden zich geroepen de traditie voort te zetten. Zij hadden een andere achtergrond dan tot dan toe gebruikelijk bij Jan Klaassenspelers, Kerkhove had dramatische expressie gestudeerd en Bakker had conservatorium gedaan. Kerkhove ging het vaste repertoire spelen, maar maakte ook nieuwe stukken, aangepast aan de eigen tijd. De huisbaas heet Sloophamer en staat voor speculatie, de zoon van Jan en Katrijn is een punker en woont in een kraakpand, de generaal draagt als wapen een kruisraket. De veranderde samenstelling van de bevolking vond zijn beslag in de voorstelling ’Feest voor iedereen’, met daarin de nieuwe personages Karagöz (een kluchtfiguur, overgenomen uit het traditionele Turkse schimmenspel) en de Surinaamse mevrouw Pengel, zij zijn de nieuwe buren van Jan en Katrijn. Katrijn organiseert een feest opdat iedereen elkaar beter kan leren kennen. Buurman Arie Pieper gooit roet in het eten, hij vertegenwoordigt het vooroordeel. In het verleden werden in de poppenkast ook wel personages opgevoerd die mensen voorstelden die afkomstig waren uit andere culturen. Zij kregen negatieve stereotype eigenschappen toebedeeld en werden bespot. Bij Pantijn staan zij juist aan dezelfde kant als Jan en Katrijn, dat was een doorbraak. Muzikanten van Turkse, Surinaamse en Nederlandse afkomst stonden voor de poppenkast en zorgden voor de muzikale omlijsting. Klaas Bakker had de teksten en de muziek van de liedjes geschreven en speelde tot eind 1987 ook zelf mee.

In 2000 stopte Wim Kerkhove met de poppenkast op de Dam. Zijn leerling Misha Kluft volgde hem op, hij speelde tot 2008, daarna moest hij het opgeven om gezondheidsredenen. In 2009 richtte Wim Kerkhove de Jan Klaassen Academie op. Drie jaar later had hij 8 leerlingen klaargestoomd voor het geven van poppenvoorstellingen op de Dam. En zo kon het gebeuren dat op 13 mei 2012 op feestelijke wijze de terugkeer van Jan Klaassen werd gevierd, dat seizoen was de vertrouwde poppenkast weer elke zondag op zijn vaste plek voor het paleis.

Hetty Paërl

Bronnen: ‘Doopceel van Jan Claeszen’ – Wim Meilink, Amsterdam 1969

‘Jan Klaassen blijft op de Dam’ – uit ONS AMSTERDAM – Peter-Paul de Baar, Amsterdam Februari 2001

Informatie over Pantijn Poppentheater van Wim Kerkhove: www.pantijn.nl

Beschermvrouw

Hedy D’Ancona is beschermvrouwe van de poppenkast op de Dam. Toon Hermans was tot zijn dood beschermheer, hij is nu de beschermengel. Er is ook nog een illuster achtkoppig comité van aanbeveling. Lees hier wie het zijn!